1e pagina
Thinky het elfje.
Net toen ze wilden gaan zitten aan de rand van het donkere woud, bij de vier bergen, hoorden ze geluiden van verschillende kanten uit het woud komen. Een hoog gelach weerklonk en weerkaatste tegen de stammen van de bomen, wat was dat? Knampie, Knop en Knoem tuurden tussen de bomen of ze iets konden ontdekken wie dat hoge gelach voortbracht.
"Hoor, nou hoor ik het weer, het komt van die kant. "Knop wijst met zijn vinger naar links. "Nee het komt van rechts," oppert Knoem. Knampie zegt niets, maar staat met zijn hand achter zijn oor om zo beter te kunnen horen. Hij schud eens met z'n hoofd, waar diepe fronsen in verschijnen. "Ik weet het niet, "zegt hij bedachtzaam. "We zijn ook nog nooit zover weg geweest, er zijn hier hele andere wezens als in ons dorp bij de open plek, zo'n geluid, dat hoge lachen ken ik niet, jullie?" Knoem en Knop schudden met hun hoofd en zeggen gelijktijdig "nee ik ook niet." Het geluid was nu weg, nog even keken ze rond, maar ze zagen ook niets. "Nou laten we maar gaan eten, "zei Knoem, die nu toch wel honger had gekregen. Knop en Knoem pakten beiden hun rugzak om de mais broodjes eruit te halen, maar Knampie stond nog steeds bedenkelijk te kijken. "Waar kijk je naar, kom we gaan eten, we moeten straks nog een heel eind lopen voordat we bij het huisje van Zipp zijn. "Knampie pakte zijn rugzak maar bleef in de verte staren, "ik weet het niet"zei hij nog steeds, het liet hem niet los, was het iets, iemand geweest die plezier had, het had geklonken als gelach, heel hoog gelach, was het er één of waren er meer. Knoem had ondertussen de vlierbessenthee in de drie kommen geschonken en nam net een hap van zijn broodje toen hij iets vlak bij zijn oor hoorde, een hoog gegiegel , heel dichtbij, hij draaide zich bruusk om en ja........... daar in het hoge gras zat een heel klein meisje, met een lichtblauw tulen jurkje aan en ze had.........vleugeltjes, glas heldere vleugeltjes. Verbaasd keken ze met z'n drieën naar dat kleine meisje. "Wie ben jij" zei Knampie als eerste, "ja dat willen wij ook wel weten" zeiden Knop en Knoem. Weer lachte het meisje en haar gezichtje straalde er leken sterretjes van af te komen. "Ik ben Thinky"
zei het meisje "ik ben het elfje van Zipp de tovenaar. Zipp wist dat jullie zouden komen en daarom heeft hij mij vast naar jullie toe gestuurd om jullie te helpen, want het is lang niet makkelijk hoor om het huisje van Zipp te vinden. Goh jullie waren bang he, ik zag jullie turen, ik moest er om lachen. Hahaha. "En weer sprongen de sterretjes van haar gezicht. "Nou zeggen jullie eens wat, of zijn jullie alle drie je tong verloren. "Knoem verslikte zich in het stukje brood, wat nog steeds in zijn mond zat. Knop was de eerste die wat zei, maar dat was ook niet veel, "OH" was het enige wat hij uit kon brengen. Terwijl Knoem probeerde lucht te krijgen na zijn hoestbui, zei Knampie "ZO" "Nou dat is ook niet veel wat jullie zeggen? Als jullie klaar zijn met eten, kunnen we gaan, ik zal jullie de weg wijzen. Eindelijk waren ze alle drie over hun verbazing heen en konden ze weer praten. "Wil je ook wat eten of drinken?" Vroeg Knampie. "Nee ik eet allen maar honing, ik ben een elfje en die eten alleen honing. Zijn jullie nu klaar met eten we moeten opschieten, kom." De rugzakken werden snel weer ingepakt en samen met het elfje, wat boven hun hoofd vloog gingen ze op weg richting de vier bergen.
Hoe de reis verder verloopt lezen jullie volgende week in Knoem 17.

|